Joodse Synagoge
Overgenomen
Foto: Arjan den Boer
Springweg 162 - 164
voorheen Jufferstraat
Utrecht

Gemeente Utrecht
Utrecht

(Kerk)gebouw

Utrecht was eeuwenlang verboden voor joden, deze woonden in randgemeenten zoals Maarssen. Eind 18e eeuw werden hun burgerrechten eindelijk gelijkgesteld.
Vanaf 1618 stond op deze plek in wat destijds de Jufferstraat heette, verborgen achter de huizenrij, een doopsgezinde (schuil)kerk. Nadat deze kerk verhuisde naar een pand aan de Oudegracht werd de schuilkerk in 1792 in gebruik genomen als synagoge.
In 1848 vond een grote verbouwing plaats en in 1925 werden de woonhuizen, die de synagoge van de straat afschermden, afgebroken, toen besloten werd een nieuw synagogecomplex te bouwen, met een grote sjoel (binnen de muren van de oude synagoge), een hulpsjoel, ritueel bad, twee klaslokalen, vergaderruimtes, kantoren en woningen voor de secretaris en conciërge.
Nieuw synagogecomplex gebouwd in 1925/26 naar ontwerp van architect Harry Elte (1880-1944) te Utrecht op de resten van de 17e-eeuwse schuilkerk. Elte vestigdein 1912 zijn naam als architect met het Stadion in Amsterdam Zuid, dat in 1928 moest wijken voor het Olympisch Stadion.
Eltes stijl werd beïnvloed door zijn leermeester Berlage, maar ook door de Amerikaan Frank Lloyd Wright. Dat laatste is goed terug te zien in zijn synagoge-interieurs, die doen denken aan Wrights Unity Temple in Oak Park te Illinois.
De inwijdingsceremonie was eind 1926.
Oorspronkelijk maakte Elte voor de Springweg een ontwerp in de stijl van de Amsterdamse School. Het synagogebestuur wilde echter anders. Het resultaat was een compromis dat volgens sommigen "geheel buiten een bouwstijl" viel. De bakstenen gevel met boogramen en een vierkante toren deed aan Berlage denken, maar de cementen entree met zuilen en fronton was neoclassicistisch. Anders dan aan het Obrechtplein vormen in- en exterieur dus geen eenheid. Gelukkig kreeg Elte binnen wél de vrije hand, en het contrast maakt de verrassing des te groter.
De rechthoekige zaal - die symmetrisch lijkt maar niet helemaal is, omdat oude muren zijn hergebruikt - heeft een beeldbepalend langwerpig daklicht. Wit glas wordt daarin afgewisseld door paarse en zwarte ruitjes en horizontale ribben, die de blik naar voren leiden.
Vooraan bevindt zich de Heilige Arke, waar de Thorarollen werden bewaard. Deze kast is ingebouwd in een zwartmarmeren wand, omlijst met een zwart-gouden glasmozaïek. Het Hebreeuwse opschrift betekent "Weet voor Wie gij staat". De indrukwekkende wand wordt bekroond door drie bovenlichten van glas-in-lood, gemaakt door Atelier Bogtman. Ze stellen een vuur- en rookkolom voor met in het midden een Thoratekst. Deze ramen in Art Deco-stijl en -kleuren passen mooi in het geheel.
Voor de Arke stond oorspronkelijk, temidden van de houten banken, de Bima: het liturgisch centrum waar de Thora werd gereciteerd. Tegenwoordig staat dit imposante meubelstuk wat terzijde. Het donkere eikenhout komt terug in de banken en lambriseringen.
De grote kroonluchter is misschien wel het Art Deco-hoogtepunt van Utrecht. Gedurfd voor de jaren 20 zijn de zichtbaar gelaten gloeilampen, maar liefst 106 stuks. Aan de onderzijde is het melkglas voorzien van een repeterende davidsster. Ook in het sierlijke smeedwerk van de ophangstangen zijn davidssterren verwerkt. De middelste stang is door het daklicht heen bevestigd aan het bovengelegen zadeldak, dat deels nog uit vroeger eeuwen stamt. De andere lampen en plafonnières ontwierp Elte ook speciaal voor deze ruimte en zijn ‘schitterend door hun eenvoud’. Een uitzondering vormen de veel bontere lampen aan weerszijden van de Arke, die dan ook van Bogtman zijn.
Door de hele zaal komen sobere Art Deco-motieven met hoeken van 90 graden terug. Dat geldt ook voor de vakken van het houten hekwerk om de vrouwengalerij, die plaats bood aan 150 vrouwen, terwijl op de begane grond 230 mannen pasten. Op wandconsoles staat daar een klok in perfect passende stijl, bij de opening in 1926 aangeboden door de joodse vrouwenvereniging.
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog stichtte een NSB’er brand in de synagoge, die gelukkig geblust werd door omwonenden. In 1943 verzegelden de Duitse bezetters het pand, maar een nevenruimte bleef in gebruik als noodsynagoge.
Het gebouw overleefde de oorlog, in tegenstelling tot veel leden van de joodse gemeenschap. Architect Harry Elte werd, na enkele jaren tewerk te zijn gesteld bij de bouwkundige dienst in Westerbork, naar Theresienstadt gedeporteerd, waar hij in 1944 overleed.
In 1981 zag de kleine Utrechtse orthodox-joodse gemeente zich gedwongen de grote zaal van het synagogecomplex te verkopen; zij behield (tot op heden) de aangrenzende kleinere ruimtes. Een meubelhandelaar kocht het gebouw maar ging failliet. Het pand stond leeg, lekte en verloederde; er dreigde sloop.
Buurtbewoners maakten zich zorgen en waren eerst sceptisch toen in 1983 de Stichting Zending en Opwekking, een Pinkstergemeente: Evangelische gemeente Ruth - Broodhuis (letterlijke vertaling van Bethlehem, de plaats waar (de niet-joodse) Ruth (de joodse) Boaz ontmoette - de synagogezaal kocht. Binnen een jaar brachten vrijwilligers het pand echter terug in de staat van 1926. De joodse buren gaven nuttige aanwijzingen bij de restauratie, waardoor een goede band ontstond.
Eerste kerkdienst in de zomer van 1984.
In 1989 werd het een gemeentelijk monument.

Bronvermelding van het (kerk)gebouw

Boeken
-
Tijdschriften en andere uitgaves
contactbrief voor kerkenverzamelaars 11(1984)16

Orgel locaties

Naam gebouw Plaats Periode
Joodse Synagoge Utrecht -

Orgelhistorie

-

Dispositie

-

Geen
foto
beschikbaar

Bronvermelding van bovenstaand orgel

Boeken
Geen informatie aanwezig
Tijdschriften en andere uitgaves
Geen informatie aanwezig
Laatste update: 2018-03-13 15:24:44