Oud Katholieke kerk Petrus en Paulus
In gebruik
(Kerk)gebouw
Kerk in 1449 gebouwd als katholieke kerk. | |
Bij de Reformatie zijn de katholieken hun kerk kwijtgeraakt. | |
Katholieke diensten in schuilkerken of in huizen van particulieren. | |
In 1653 is een schuilkerk in gebruik genomen aan het Oosteinde. | |
De pastoor van deze statie, Bartholomeus Pesser van Velzen, koos in 1723 de zijde van de Oud-Bisschoppelijke Clerezy. | |
De RK gelovigen die Rome trouw bleven werden gevoegd bij de statie Kudelstaart. | |
Nieuwe Oud Katholieke kerk gebouwd in 1860/61 ter vervanging van een schuilkerk op dezelfde plaats. Zaalkerk in rondboogstijl met torentje boven de voorgevel. | |
Inwijding kerk op 28 augustus 1861. | |
Inwendig een in de ruimte afgeschermde koornis. Wandgeleding met ionische pilasters en houten tongewelf. | |
Restauratie kerk na 1945. | |
De kerk is op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. Het kerkhof is nog vijf jaar ouder en de enige Oud Katholieke begraafplaats in ons land. |
Bronvermelding van het (kerk)gebouw
Boeken | |
- |
Tijdschriften en andere uitgaves | |
contactbrief voor kerkenverzamelaars 21(1989)17 | |
de Mixtuur 41(1983)440-444** | |
het Orgel 11(1974)366 |
Orgel locaties
Naam gebouw | Plaats | Periode |
---|---|---|
Oud Katholieke kerk Petrus en Paulus | Aalsmeer | - |
Orgelhistorie
b: | ca. 1730 |
r: | 1735, 1742, 1758, 1761, 1781, 1784, 1785, 1788 |
r: | Hendrik Anthonie Meyer, Amsterdam 1801, 1828 |
r: | mr P.J. Teves (waarschijnlijk Hendrik Anthonie Meyer, Amsterdam) 1830 |
r: | Abraham Meere III, Utrecht 1849; vergroting met een tweede klavier; M II ap: Hw 5-Pos 6 |
o: | nieuwe kerk 1861 |
b: |
Hermanus Knipscheer, Amsterdam 1864; balustrade-orgel; M I ap: Man 7 - onderhoud Hermanus Knipscheer te Amsterdam - onderhoud A.M. van Ingen te Amsterdam 1882 tot 1901 |
r: |
A.M. van Ingen, Amsterdam 1885; orgel schoongemaakt - in 1924 was het orgel dringend aan herstel toe |
r: |
Fa. Joseph Adema & Zn., Amsterdam 1925/26; omgebouwd tot een orgel met pneumatische kegelladen, twee manualen en vrij pedaal. De Subbas 16 werd vrijstaand achter het orgel geplaatst. De orgelkas werd uit de balustrade gehaald en op een verhoging op de galerij gezet, nieuwe speeltafel; Pn II vp: Hw 4-Bov 4-Ped 1 het orgel werd op zondag 20 juni 1926 weer officieël in gebruik worden genomen met een bespeling door de Amsterdamse organisten J.F. Berkenhamer en G.P. Boer - na de tweede wereldoorlog werd het orgel grondig onder handen genomen door J.C. Sanders, onder advies van Alex de Jong. - rapport van de Fa. J.C. Sanders & Zn. te Utrecht uit 1949 |
r: |
Fa. J.C. Sanders & Zn., Utrecht 1950; de Subbas 16 werd ter weerszijden van de kas geplaatst, de dispositie werd gewijzigd: een Quintadeen en een Ruispijp op manuaal I en een Roerfluit 4 op manuaal II. De tractuur werd geëlectrificeerd. De oude registers werden ingenomen; EP II vp: Hw 4-Pos 4-Ped 1 adviseur Alex de Jong namens de Orgelraad heringebruikneming orgel op 6 oktober 1950 met een bespeling door pastoor E. Wijker |
r: | Fa. J.C. Sanders & Zn., Utrecht ?? 1965 op advies van de Orgelraad; Viola 8 II werd Quint 2 2/3 (C-H uitgevoerd als Roerfluit), genomen uit de Ruispijp van I, het tweevoets koor van de Ruispijp doet nu dienst als Octaaf 2 op Manuaal I; EP II vp: Hw 4-Pos 4-Ped 1 |
Dispositie
1849 (volgens handschrift Broekhuyzen): | |
Bovenklavier | |
Prestant 8, Holpyp 8, Octaaf 4, Quint 3, Octaaf 2 | |
Onderklavier | |
Holpyp 8, Viola di Gamba 8, Fluit 4, Octaaf, Fluit, Nasart | |
Pedaal | |
aangehangen | |
2 Blaasbalgen, Ventiel | |
1864 (Knipscheer): | |
Manuaal C-f3 | |
Prestant 8, Holpijp 8, Viola di Gamba 8 discant, Octaaf 4, Fluit 4, Quint 3, Octaaf 2, Open plaats | |
Klaviatuur aan de rechterkant | |
Blaasbalg achter het orgel | |
1926 (Knipscheer/Adema): | |
Onderklavier C-a3 | |
Bourdon 16, Prestant 8, Octaaf 4, Roerfluit 4 | |
Bovenklavier C-a3 | |
Viola 8, Bourdon (Holpijp) 8, Vox Coelestus 8, Violine 2 | |
Pedaal C-f1 | |
Subbas 16 | |
3 koppelingen | |
vrije speeltafel tegen de balustrade, vrije combinatie, windmotor | |
1950 (Knipscheer/Sanders): | |
Manuaal I C-a3 | |
Prestant 8, Quintadeen 8, Octaaf 4, Ruispijp II | |
Manuaal II C-a3 | |
Viola 8, Céleste 8, Bourdon 8, Roerfluit 4 | |
Pedaal C-f1 | |
Subbas 16 | |
Koppelingen: I-II, Ped-I, Ped-II, I-II 16, II-II 16 | |
Vaste combinaties: P F Tutti. 1 vrije combinatie | |
Elektrische kegellade | |
1965 (Knipscheer/Sanders): | |
Manuaal I C-a3 | |
Prestant 8, Quintadeen 8, Octaaf 4, Octaaf 2 | |
Manuaal II C-a3 | |
Bourdon 8, Viola 8, Roerfluit 4, Quint 2 2/3 | |
Pedaal C-f1 | |
Subbas 16 | |
Koppelingen: I-II, Ped-I, Ped-II, I-II 16, II-II 16 | |
Vaste combinaties: P F Tutti. 1 vrije combinatie | |
Elektrische kegellade |
Bronvermelding van bovenstaand orgel
Boeken | |
Geen informatie aanwezig |
Tijdschriften en andere uitgaves | |
Geen informatie aanwezig |
Laatste update: 2018-05-20 09:29:56